Apen eten zo'n zes uur per dag fruit, meestal 's ochtends. In het regenwoud dragen de bomen op verschillende tijden van het jaar vruchten. De vruchtdragende bomen zijn op het hele gebied verspreid. Apen kunnen goed onthouden wanneer welke boom vruchten draagt. Wanneer ze 's ochtends op pad gaan om vruchten te zoeken, weten ze precies waar ze naartoe moeten gaan. Als ze een goede boom vinden, vieren ze dit door veel lawaai te maken. Dit lawaai trekt vaak andere apen die ook van dezelfde boom willen eten. Ze plukken de vruchten met hun handen en vaak gooien ze de schillen of de zaden van een vrucht weg. Aan het begin van de middag houden ze een paar rust. In de namiddag eten ze weer, meestal bladeren en bloemen, maar ze eten ook soms vogels, vlinders, bamboescheuten, krabben en eieren. Daarna zoeken ze een veilige boom om de nacht door te brengen.